Zie hier de aan dit project meewerkende dichters:
https://gedichtenovercouperus.wordpress.com/de-gedichten/de-dichters/

Twee banden.


Zo traag gaat hier de tijd. De huizen staan
zo deftig mooi te wezen alsof ze is verteld
dat straks Couperus hier komt lezen uit zijn
eigen werk. Ik stap de tram uit op het Plein.

Ik weet nog goed hoe ik als kleine jongen
door de stad heen liep aan opa’s hand. Er
stond geschiedenis geschreven tussen hier
en een ver leven in een warm en teder land.

Zij waren er geboren, reisden af naar hier
en keerden terug. Een stille kracht verbindt
de steden. Bandung en Batavia. Den Haag.

Straks weer de Toko in. Een mens moet eten.
Er hangt nog iets, vergeten in de zomerlucht.
Het zijn twee banden. Maar wie vindt ze mooi?

Martin M Aart de Jong

Eline Vere

Ik huilde,
wild stroomden de tranen
over mijn wangen
nergens een doekje
om ze op te vangen.

De woorden troostten me,
verdoofd zonk ik weg
in een wereld
waar ik andere grenzen leg.

Ik vluchtte in het verhaal,
maar dat zegt niet
dat ik niet meer
tussen mijn eigen dromen dwaal.

Sanne van Balen

Herinnering aan een meneer met een hoed

Het is niet het doodgaan dat ik betreur,
nee, ook achteraf niet, het is verdwijnen
in de tijd die voorbij glijdt als de lanen

van de stad, terwijl ik nog steeds als heer
met stok doorwandel. Nee, het is niet
het doodgaan op zich, het is dat niemand

nog praat van de goede boeken en
de gedichten die wij schreven. Nu zijn
wij alleen schimmen langs de hofvijver

al praten wij nog steeds met de anderen,
de oude mensen en de dingen die voorbij
die voorgoed voorbij  … ik wacht nog even

op een bordje met een gedicht van mij
dat de mensen mijn naam herinneren,
zich bewust blijven van de stille kracht.

Gerard Beentjes

Eline en Louis

Graancirkels getrokken in de sneeuw,
hoog in de Zwitserse Alpen.
Diepe tunnels in de brakke grond.
de vage contouren van deze eeuw.

Achter Haagse deuren geurt zure kool,
stampen de potten in de keuken.
De plofkippen klappen hele stukken,
heien nieuwe palen door het riool.

De woontorens rijzen op langs het spoor,
waar de fluitende stoomtrein verstomde.
Het Hollandse Spoor, de nachttrein Parijs,
rammelende koffiekarretjes, Gare du Nord.

Eline vere, Louis Couperus, dames en heren,
een ouwejaars avond in betere kringen, och…
Oliebollen zijn gebleven, geregen aan een snoer,
tellen ze de jaren en de tijd is niet te keren.

Marc van Bilderbeek

Kristalhelder

Zo loopt hij nu zo op het einde,
de heel oude vader, zonder doel
te lopen naar…, ja naar wat…

Zo zit hij nu zo op het einde,
de heel oude vader, hij wacht
verlangend naar wat geluksgevoel.

Wat hem nog rest is af en toe
een blik op waar vandaan of op
wat geleidelijk is voorbijgegaan.

Zo ligt hij nu zo op het einde,
de heel oude vader, iedere dag
is sluimerend wachten op… ja op wat…

Er is alleen nog maar staren naar,
zo gaat hij, het lange wachten moe

laat hij kristalhelder licht nu toe,
slaat de weg in naar…, ja, naar wat…

Jacob Bisschops, 2013

Den Haag, 26 juni 2013

Lieve Louis,

Gelukkig heb jij geen weet
van de dingen, die voorbijgaan:
het schrijven van een brief
het kiezen van een mooie zegel
de waarde, in guldens aangeduid
met zorg en hand geschreven regels…

Gisteren trof me jouw portret
op een recent vel schrijverszegels
de waarde, met ‘1’ aangeduid
eronder een treffende regel:

“In het leven en in de kunst
moet men iederen dag weêr opnieuw beginnen”

Dus schrijf ik vandaag deze brief
scheur en plak ik voorzichtig jouw zegel
de waarde kan niet worden aangeduid
van mijn handgeschreven regels

Want in mijn leven en in mijn kunst
ben ik vandaag opnieuw begonnen

Karen de Boer

Couperus

Op het Lange Voorhout
kwam ik Louis Couperus tegen
Hij droeg een duffelse jas
en een zwierige hoed
en onder zijn arm een
klein
wit
poedeltje
dat was bewerkt
met een flitspuit
onkiese parfum

Hij knikte beleefd
en ik, blij verrast: hé Louis!
Dat vond hij net
iets te pop

Adriaan Bontebal (Leidschendam, 28 mei 1952 – Den Haag, 11 februari 2012)

Het Den Haag van Louis Couperus

In onze familie was een verhaal
van mijn moeder in haar jonge jaren
dat toen ze een dagje in Den Haag waren
zij daar op de tram met enig kabaal

verklaarde tot de man die binnenkwam
met een vioolkoffer: ‘O, u gaat zeker
aardappels halen?’ Hoeveel tijd verstreek er
dat ze een laf half kopje koffie nam.

Dat was Den Haag. Nu moet je uitleggen
wat een vioolkoffer en aardappels zijn.
Tracht maar eens in de tram van schone schijn
of zomaar iets in het Hollands te zeggen.

Zouden er nog wel Hagenezen wezen?
Tussen Zuiderpark en Scheveningse bos
loopt er weliswaar allerhande volk los,
maar voor ooievaar en hopje valt te vrezen.

Tot op een zondagmorgen, echt zomaar
een heer de tram betreedt, die knikt als teken
dat hij ouderwets bekakt kan spreken:
‘Zo ik iets ben, ben ik een Hagenaar!’

Paul Marius Borggreve

couperus inge boulonois

Couperus achterna
(sonnet)

Vandaag wandelde ik door een stille dreef
langs rustieke ruggen van beukenbomen
telden mijn voetstappen: het leek of ik schreef
zinnen uit langgeleden gesprekken, ze bleven komen.

Vandaag wandelde ik door een stil Den Haag,
haastige voorbijgangers zagen mij maar groetten niet,
ik voelde je dichtbij, mijn passen werden traag,
jaren vergaarde woorden duwden tegen mijn verdriet.

Ik moest het schrijven,
je vroeg het mij met dunnere stem,
ik wilde dat je nog wat zou blijven.

Ik schreef het voor jou: nee, geen weemoed,
de boeken gingen dicht, maar over onze schouders
lees je mee,ik ken je, ik weet dat je dat doet.

F.A.Brocatus

Vraag

Zoo ik iets ben een idee
maar
als Couperus
opeens weer eens
door Den Haag
en uit de stad die nu veel meer is
naar
de duinen
buiten de grachten van zijn gedachten
zou kunnen struinen
tot aan de zee
Zou hij daar nog kunnen wennen
en de branding hem herkennen?

Maurits Burgers

Zondag in Den Haag

Den Haag, je bent zo stil op zondag
Couperus schuilt nog in je ziel
Er is geen dag geen ding voorbij
tussen zee en zinnen en
beelden te fragiel voor woorden

Anna van Cooten

Ik was Eline

Mijn wereld ingesnoerd
in ruisend kuise rokken

Mijn wilde haren rustig
in opgestoken lokken

Toch bij elke theepartij
brak mijn borst in scherven

Als ik zo niet leven kan
laat mij dromend sterven

Anna van Cooten

tijdloos

lezen over een stille kracht
is tegelijkertijd ook een beetje stilletjes genieten
van de tijdloze woorden van een groot schrijver
een beeld komt op bijna als de maan in de nacht
en doet ons stilaan verwonderen
over een onbereikbare zo onzichtbare macht
die ondanks schijnbare goede wil tentoon gespreid
in overzeese gebieden en zo heel ver gelegen
men leest over stille liefdes, passies en moessonregens
aangeslagen verschimmelde piano toetsen
personages die misschien hun verdriet en pijn maskeren met
soms ook onverschilligheid, indolentie en veel liefde
in tuinen lopend, wandelen, slenteren
verbergen daar de mensen hun ware aard misschien
is het van heel dichtbij gezien
maar ook met zoveel psychologische inzichten
heel fijn geschetst
wanneer alles goed begrepen en doorwrocht
is het zo subtiel gebleven
wij ons doen verwonderen nu zelfs op een afstand
over de tijd, periode en de ‘Zeitgeist’
want toch: hoe herkenbaar mensen zijn geweest
mensen zijn van alle tijden betoverend zo magisch
heel bekwaam neergezet en geschetst met pen op papier
waardoor alles nu nog steeds tot leven kan komen!
hoe mooi Louis Couperus dit zo tijdloos overbrengen kan
en zij die leven in een andere tijd heel feilloos betoveren kan

Gwendolyn van Essen

Kleine zielen

Koetsjes zijn auto’s geworden
Coupé’ s zijn sportwagens geworden
Koetsiers zijn chauffeurs geworden

Palfreniers zijn bijrijders geworden
PH is F geworden
AE is A geworden

De achternaam van de man is de voornaam geworden
“Je meisje” is “je dochter” geworden
Paardentram is Randstadrail geworden
Geëngageerd is verloofd geworden
Indië is Indonesië geworden
Knevels zijn snorren geworden
Boterham is broodje geworden
Visitemaken is even langsgaan geworden
Burgerschool is VWO geworden
Ritmeester is straaljagervlieger geworden
Coterie is clubje geworden
Verlangen is willen geworden
Cateau is Eva geworden
Appreciëren is waarderen geworden
Dienstmeisje is electrische deuropener geworden
Negligeren is laat maar waaien geworden
Omhelzen is ontmoeten geworden
Staatsspoor is Centraal Station geworden
Louis Couperus is Arnon Grunberg geworden
Eclat is relletje geworden
Malle oude vader is ouwe gek geworden
Dag oom is dag geworden
Jour is feestje geworden.

Banket is hapje eten geworden
Gedwongen huwelijk is onnodig geworden
Kleine zielen zijn kleine zielen gebleven
Roddelen is roddelen gebleven
Fatsoen is fatsoen gebleven
Bridgen is bridgen gebleven
Lange Voorhout is Lange Voorhout gebleven
Hotel des Indes is Hotel des Indes gebleven

Alexanderstraat is Alexanderstraat gebleven
Regen is regen gebleven
Plein 1813 is Plein 1813 gebleven

‘s-Gravenhage is ‘s-Gravenhage gebleven
‘s-Gravenhage is ‘s-Gravenhage niet meer

P. van der Eijk

NA HET CARNAVAL

Men heeft mij neergelegd als danste ik.
Ik ben een voertuig voor uw fantasie.
Ik ben verhaal.

Een rol die bij me past. Wie mij liet maken
en in mij danste op een feest in Nice
zag het verhaal dat in u schuilt.

Hij schreef het op met milde pen
wel wetend dat uw levensdans
al vastlag voor u werd geboren.

Toch, dans uw dans, hij deed het ook.
Uiteindelijk ligt alles stil, maar niet voordat
de laatste klanken zijn verstorven.

Edith de Gilde

Schimmel

De grote zaal is leeg en
in de haard dansen de vlammen
Van de bedienden slechts
hun verre fluisterstemmen
Een ogenblik is alles stil
een dood moment in tijd
de neus gedrukt in het
naar stof riekend trijp
van de versleten canapé

Naar buiten kijkend
in de wintergrijze lucht
een sledetocht met paarden
over het landgoed van mijn vader
gehuil van wolven in het woud
de wereld was nog ruim en koud
op het bloot van het gezicht

Een houtblok maakt gerucht
vonken spetteren omhoog
sneeuwvlokken kloppen dof
Zelfs hartstocht wordt tot stof
al duurt het soms wel levens lang

Stanislaus Jaworski

Bij het passeren

De kou kwam voor de regen uit
bij heldere nacht en volle maan
een lied op de achtergrond
plaats viel niet te bepalen

Het meisje met de naam Berk
ze was zo willig en zacht
als ochtendmist met ros erboven
een eenheid met haar paard

Een boom omarmen, sappen voelen stromen
van blad naar wortels en de weg terug
een schimmel met ruiter komt voorbij
haar borsten prikken trots naar voren

Stanislaus Jaworski

hartsvriendin

ik ben liesje
heb twee collega’s:
die noemen boesje en moesje.
samen zijn wij de sterrewijzer heksen
wij verzinnen loesjeskaarten
maar dan inside jokers.

vaak komen ze schokkend over:
beter je schaamhaar verliezen dan je passie
dat is om alles op school te kunnen verwerken.
van mijn overgrootmoeke geleerd vooral
dat je om alles moet kunnen lachen,
anders ga je eraan onderdoor.

en jij bent er maar niet…
nu ja, ik heb niet het recht je op te eisen.
toch blij dat jij niet afhaakt.
vermoed dat jij zo iemand bent als frédérique
in Couperus’ tijd moet zijn geweest
een romanfiguur uit het volledig werk.

Stanislaus Jaworski

Amazone in de Bosjes van Poot

Zij slaapt in het gras op open veld
Haar huid glinstert van morgendauw
Zij heeft geen last meer van de kou
Een schot trof haar met vol geweld

De haren bewegen als gras in de wind
nagels groeien uren natuurlijk door
Vogels beginnen weer hun ochtendkoor
dat geen gehoor in haar oren vindt

De geliefde moet vergeefs wachten
de stem gebroken, van smart verstomd
koud zal het zijn in eenzame nachten

Ogen open weerspiegelen de blauwe lucht
Handen liggen ontspannen, licht gekromd
Mond halfopen van de laatste zucht

Stanislaus Jaworski

De dingen die voorbijgaan

Een mens kan rond
de wereld zwerven,
goed leven of slecht,

kan zich verliezen
in den verre,
zijn hart verpanden aan een plek.

Een mens kan veel
betekenen of weinig,
toch eindigt hij en ook zijn werk.

Zo was hij iets
of iemand, misschien
een Hagenaar. Er rest een zerk.

Sacha Kahn, 2013

Brief aan Louis Couperus – Open Einde

Duistere slingers versierden
feestelijk mijn dichtgetimmerde huis
ravenzwarte ballonnen die ik ogenschijnlijk
gelukkig opliet klapten
bij het zien van een enkel streepje zonlicht
verschrikte vogels krijsten zich
halsoverkop naar kleurrijke oorden
er kwamen kaarsen bij die ik keer op keer
met een stoffige zucht in één adem
uitblies

je schreef me een brandende
kandelaar die vlammen bleef
ook nadat mijn hoofd besloot
te doven

waanzinnige warmte kwam
pas toen jouw inkt opraakte,
mijn boek met een waardeloze punt sloot
.
jij wist niet dat
mijn verlichtende hoofdstuk
nog moest komen

Mark Kalsbeek

Couperus: Modeontwerper

Jouw handpoppen dansen
pirouettes in mijn hoofd.
Dronken van het draaien vertellen
ze mij geheimen die ze
nuchter nooit prijsgaven.

Ze zeggen dat je
een gouden sleutel hebt,
die je vastberaden in mensen steekt.

Hij past altijd – ze gaan open in één enkele klik.

Hoewel in bloei, bijten hun duistere gedachten
zich vast in bladzijden
die blijven.
Ze dragen volgens de laatste mode
met modder besmeurde jassen, die jij op maat
voor ze maakte.

Ik, als buitenstaander, zie liever fleurige jurken,
wapperende haren los in de wind.

Jouw handpoppen
verkleden zich in mijn hoofd.
Ze draaien nog één rondje
voordat ze gelukkig
op de grond vallen.

Mark Kalsbeek

Couperus: Noodlot

Het allesverslindende gif
versloeg mijn angst om
jou te verliezen. Wij slikten
een vuurbal in die eens twee vlammetjes genereus aan
ons afstond, maar nu
met een grote slok
zompige liefdessoep
tot de laatste vettige haarzak
ons beider reistassen schoonveegde.

Het verkleurde kaartje aan mijn
gelukzalig lege rugzak was,
ook al knipte ik er zelf
ontelbare gaatjes in,
nog geldig.
Haarscherp heb ik je nooit gezien,
prevelde ik tegen
haar wezenloze waas, tel na tel troebeler
op mijn netvlies.

Toe, geef mij jouw helderwitte hand,
ik fotografeer je straks
als we op ons mooist zijn.

Mark Kalsbeek

Eline V. – Hard gelopen

Je hebt een topsporter van me gemaakt.
Jarenlang holde ik rondjes door mijn hoofd,
snakkend naar adem rende ik puntige pijlen achterna
die Cupido – nooit in mijn richting – achteloos afschoot.
Zoute parels smaakten naar het leven
dat ik lijdzaam onderging.

Hijgend herhaalde ik mijn woorden
die jij me niet liet zeggen,
doofstom – in mijn oren zaten stoffige
kurken – dreunde ik door.
Toen ik, in een recordtijd!, finishte
zaagde ik mijn benen tot vleugels,
fluitend vloog ik mijn rust
tegemoet.

Mark Kalsbeek

Antiek toerisme

Couperus maakte deze stad het hof,
flanerend door haar lanen en haar straten.
Door reislust en impulsie’s voortgejaagd
zou hij haar telkenmale weer verlaten.
Toch is hij altijd trouw aan haar gebleven.

Sta even stil. Herstel de tijd en luister.
De paardentrams, de klinkers, Haagse dames,
het ruisen van hun rokken, het gefluister.
Zijn personages komen hier tot leven;
antiek toerisme in uw eigen stad.

Een heer met wandelstok en vilten hoed
loopt langs. U knikt herkennend als hij groet.

(c) Arjan Keene

Ontbering

Ik ween om
het Den Haag
dat snel
gaat verloren.
Het mooie
Den Haag
waar ik ooit
ben geboren.

Ik ween om
al de lanen
die zijn verdwenen
verworden
tot wegen
van asfalt
en stenen.

Ik ween om
de tunnels
die Den Haag
ondermijnen.
Om de
stinkende auto’s
die daarin
verdwijnen.

Ik ween om
de sfeer
die nooit
terug zal keren.
De sfeer
van Couperus
die we blijvend
ontberen.

Jim Keulemans (89)

Muurvast (Eline Vere)

Wellicht tussen de muren waarin
ze opgroeide en
steen na steen vastliep
terwijl de wegwijzer doorklokte

doolhof doodlopend

tegen het
‘zichzelf zijn’ afgewogen
zoeken naar een uitgang
een weerkaatsing in spiegeldeuren
vergrendeld met goede bedoelingen
vast en onbeweegbaar op slot

Marko Klomp

VAN OUDE MENSEN

De dag glijdt als een zoeklicht door de kamer
trekt strepen op de vloer en op de muur

ik blijf onder de dekens waar we samen
waren, zo hou ik je nog bij me tot het uur

van de verdommenis en vloekend kom ik
overeind en worstel mij de kleren in

rook hoestend en slik pillen en begin
te doen alsof er niks gebeurd is, doe mijn kin

omhoog, de schouders bijna recht, de borst
verborgen in mijn allerwarmste jas, want buiten

wacht de wereld, ik moet brood en koffie
halen, pak mijn stok, staar naar een ruit

ik zie een oude man het beeld inlopen
het beeld vervaagt, de camera zwenkt uit

Peter Knipmeijer

Ernst

Zie, hoe Ernst, aan de Nieuwe Uitleg, waar hij woont
Constance zijn bijzondere vazenverzameling toont
Waarin, daar is hij zeker van, zielen zich hebben verscholen

Altijd is hij bang dat de vazen, de zielen, zijn kinderen, worden gestolen.
Als de zielen ‘ s nachts  zijn kamer binnendringen, wordt hij benauwd
Wil naar buiten rennen, waar de zoon van de hospita hem tegen houdt

De familie wordt geroepen: eerst zijn zus Dorine
Hij denkt dat zij is gekomen om grijnzend het lijden van zijn zielen te zien
Dan de broers Paul en Gerrit, die een dokter laten halen

Ten slotte Constance, de meest gepassioneerde en ook het meest begaan
“Ja, ik laat de zielen slapen,” voegt zij zich in zijn verhalen
En haalt hem over naar de zenuwinrichting in Nunspeet te gaan

Zie, Ernst bij Nunspeet, op een wandeling met Addy knielen
Gravend in het zand op zoek naar een van de daar begraven zielen
En hoe hij Addy vraagt  of Addy ook het kreunen hoort

Lees hoe in De Boeken der Kleine Zielen zonder enig medisch woord
Het ziektebeloop van Ernsts schizofrenie wordt verwoord

Yolande de Kok

Ode aan Addy en aan de fiets

Henri van der Welcke, in een ongelukig huwelijk gebonden
Heeft de vrijheid van het staal gevonden
Zie, hoe zijn zoon Addy en hij daar gaan
Vanuit hun huis aan de Kerkhoflaan
Over de wegen der Bosjes, die zij wielerende verslonden

Zij stegen af, leunden de wielen tegen twee bomen,
Wierpen zich neer  op het naaldenbed
Lachten, deden af de wielerpet
Die het verbranden van hun voorhoofd had voorkomen.
Toen Henri, uitgestrekt, positie had ingenomen

Zag Addy zijn vader slapen en bestudeerde diens jong gelaat
Bedacht dat zijn vader, na zijn gebroken carriere als diplomaat
Zich nooit had herpakt,  nooit weer een positie had gekregen
Addy zag zijn zwakte en zijn slaap met mildheid aan
Want zij hadden een dollen rit dien morgen gedaan,
Als dronken van de gladde lengte der wegen

Yolande de Kok

De gecursiveerde regels zijn een letterlijk citaat uit De Boeken der Kleine Zielen

Diepe indruk

De droefheid
Zo intens gevoeld
De wanhoop naar een beter leven

Het sjieke, het gepaste
Alles knelde
Waar dan ook

Zoekend en betaste
Stille schreeuw
Omhuld door sneeuw

De vloeibare bevrijding
Uit minuscuul flacon
Kwam te jong

Yvonne van Kuijk

Louis Couperus

Laat mij een wijle naar u kijken,
vanuit de plaats waar ik nu verblijf.

Hagenaar…!

Waar is uw statuur gebleven?
Uw allure lijkt teloor gegaan,
uw hoffelijkheid vergetelheid…!
Chapeau bij elke groet…?

Ik trek mij terug,
zie te veel dat mij niet past,
geen enkele behoefte
om hieraan te wennen.

Den Haag van nu, is mij tot last…..!

Charles Langeveld

Toen ik een kleine jongen was
(Mauritskade 43)

Hier bouwde ik verhalen, op het kleed
van zachte pluche en sierlijke patronen
In bloemen liet ik schone dames wonen
en rovers loerden naar ze, ruw en wreed

Mijn zusters lachten, om wat ‘k met rommel deed
‘k Hoor van mijn grote broers nog ‘t smalend honen
Pionnen kregen namen, de personen
voor later waar ik dan nog niets van weet

Nu ik het weet komt heimwee mij beroeren
hoor ik mijn moeder over Indië zingen
zie ik een berg van licht achter me staan

Ik laat mij door een stille kracht vervoeren
langs het kind, de oude menschen en de dingen
die onomkeerbaar zijn voorbij gegaan

Mariet Lems

Van oude menschen …

ik zie de oude Takma lopen
leunend op zijn stok
de lasten van een stil verleden
doen zijn schouders buigen

ik zie mijn oude vader lopen
langs verdwenen straten
het gewicht van eenzaamheid
als ballast op zijn rug

en dan zie ik mezelf
als oude man voorbijgaan
ik ontwaar een toekomstbeeld
uit een ver verleden

vanaf zijn nieuwe kinderfiets
kijkt mijn zoon verbijsterd toe

Daan de Ligt

Lange Voorhout

de laan der lanen parelt in de zon
de krokus heeft een paars tapijt geweven
café de Posthoorn blijft de gulle bron
alwaar bezoekers aan hun glazen kleven

Hotel des Indes start een tweede leven
en kruipt voorzichtig uit een flets cocon
Den Haag is hier gewoon Den Haag gebleven
de baksteen blijkt veel sterker dan beton

Couperus kijkt, gebronsd, zijn gasten na
die op het middenpad de tijd trotseren
de oude mensen gaan hier traag voorbij

ze slenteren naar weer een nieuwe mei
hun leven is een koninklijk flaneren
van Vijverberg tot Diligentia

Daan de Ligt

Archipelbuurt

oude mensen, kleine zielen, schuifelen voorbij
verstilde geesten langs versteende straten
wie waakt en wacht en luisteren wil
hoort zacht Eline Vere praten

levend museum van voorbije dingen
de geuren vaag, de beelden flets, de klanken zacht
flarden van de gamelan
de laatste sporen van de stille kracht

auto’s die weer koetsen worden
almaar trager ga ik lopen
hier moest ik zijn, ik belde aan
Louis Couperus zelf deed open

Daan de Ligt

Haagnacht

We lopen in nachten vol legenden en tragiek
Zien in stille straten de dingen die voorbijgaan
Een schichtige diplomaat met bolhoed
Of een eenzame verzamelaar van vazen

Een volle kroeg lokt met een flard
Van een trieste jazztrompet
Eenmaal binnen is daar Bagoas
Hij danst zijn dans en schenkt ons wijn

Nutteloos verder dan door lange lanen
Onder platanen en kastanjes
Over stille pleinen met de grandeur
Van wat ooit was en nooit weer komt

We ruiken de zee maar verdwalen in
De verre weeë geur van specerijen
Een dame met hoed en parasol
Wijst ons uiteindelijk de weg

De nachten worden nimmer duister
Altijd schijnt een berg van licht
Terwijl zijn psyche ons stil stuurt
Over de lichtende drempels van de stad

Jan Lubbelinkhof

Couperus

Zo ik al iets ben
Is dat een reizend denker
Ik schrijf overal

Jan Lubbelinkhof

Antiek toerisme

Het moet rond 1900 geweest zijn
Louis Couperus
Zelf benoemt
“Nutteloozen Toeschouwer”
Maar vooral estheet
Bezoekt en verlaat
Diep teleurgesteld
Als een beest met tere zenuwen
Avila
Hij had zich de Spaanse stad heel anders voorgesteld

Zo ontsierd door haar telefoondraden

Menno van der Meer

Reisimpressies,

Een stille kracht aan het Lange Voorhout.
Op loopafstand van de Mauritskade,
waar wandelend langs de Nassaukade
en door de Surinamestraat
in een achterkamer Eline Vere werd geboren.

Langs Italiaanse steden, Franse landschappen,
passerend door Londen
werd uiteindelijk in Pasoeran
de stille kracht gevonden.
Reizend, lerend, schrijvende psyche.

Zoveel paradijzen
maar geen tuin van Eden.
Een berg van licht, noodlot.
Hoge troeven,
uitgespeeld langs lijnen van geleidelijkheid
levend met schimmen van schoonheid.

Schrijvende bezitter
van het heilige weten.
Achtergelaten bij kleine zielen
die zo de weg der vreugde vonden
in ontroering.

Robert T. Meijer

Couperus

een science fiction word afgedraaid
al dagdromend over het Lange Voorhout
voel ik me toch wel wat bekaaid
omdat ik loop in voetstappen van de dandy
en lach zijn leven in parodie
als in een nieuwe tijd van woordgestoorden
die nooit zo raak als die van hem zullen worden
en ik laat mijn gedachten stromen
sta eventjes bewonderend stil
in de hoop dat het beeld tot leven zal komen
en mij dan voorziet in een woordenstorm
hij fluistert:”kom mee, even naar de Posthoorn”
en dan lopen over de weg
door zijn woorden geplaveid
tot zinnen uit een andere tijd
ja…
ook zijn ongehoorde woordenschat is niet te stillen
ik hoor hem zeggen “:”in het hier en verleden zijn we ”
en ook al is het niet te tillen
zijn beeld heb ik altijd bij me

Victor R Meijer

Bladzijde  76

Fraaie kaft. Het lijkt wel of het leer is.
Goud op snee. Zielenschemering van Couperus.
Hij slaat open, leest:

Ja, we zullen haar zoeken.
Ze gingen door het Sparrenbosch:
het was er koel en donker als in een kerk.
Ernst spitte telkens met zijn stok in den grond,
luisterde naar de grond toe.
Ze is verder, zeide hij. In de duinen.
Haar stem komt van verder.
Hoor je het niet?
Ze liepen, klommen, daalden,
terwijl Ernst telkens stil bleef staan,
terwijl Addy hem telkens verder dwong.
Eindelijk, geknield, met beide handen,
groef Ernst een diepe kuil.
‘Ik graaf je uit, ik graaf je uit.’

Hij sluit het boek.
Fraaie kaft. Het lijkt wel of het leer is.
Goud op snee. Zielenschemering. Couperus.

Michel Meissen

ZOO IK IETS BEN

Zo ik iets ben geef ik mezelf zo weinig
hooguit een zielgenoot zien zij van mij

voor hen ben ik een opgedofte man
een Xerxes, een jaloerse uit het hoge Noorden
niet meer dan een verliefde ezel
ver weg van de vreugde, een man van onvermogen
of zelfs een Haagse vrouw zweverig en droef

in momenten van een heilig weten
draag ik een berg van licht in mij
als ik afstand neem zie ik mij
als een hoogmoedige legende met weinig
lijnen van geleidelijkheid in het leven

maar mijn geloof in God en in het noodlot
zijn een bescherming van mijn psyche
als er mensen en dingen voorbij gaan,
mijn kunst en ik moeten elke dag opnieuw beginnen
want in de schemering woont altijd
een weten dat ik anders ben

ook in Den Haag –de weduwe van Indië-
waart een stille kracht en gedraag ik mijzelf
zo weinig als ik werkelijk ben, hooguit een zielgenoot
nooit meer dan dat zien zij van mij

Olga Millenaar

DIT BEN IK

Dit ben ik, schrijver met noodlotsogen
zachte mond en bleke poederwangen
met een hart dat overloopt van stil verlangen
afwisselend in extaze, afstandelijk of bewogen

ik schrijf over een man zijn obsessieve onvermogen
over een vrouw gevangen in een stille kracht
een jonge Haagse die zelden ooit nog lacht
over dingen die voorbijgaan, kleine zielen, met mededogen

Meer dan een opgedofte dandy wil ik zijn
ik ken momenten van een heilig weten
en draag een berg van licht in mij, al ben ik klein

glansrijk kan ik personen, verhalen verzinnen
maar weinig lijnen van geleidelijkheid in eigen leven
zodat de kunst en ik elke dag opnieuw moeten beginnen

Olga Millenaar

De Weduwe van Indië verkwijnt
Achter de ramen van haar vele huizen;
Men hoort nog zachtjes de verwarming suizen
Terwijl zij indut en het licht verdwijnt

Dit was haar lot: van elegant tot log,
Van grootsteeds dorp tot dorpse stad te keren
Was dit de stad dan van Eline Vere?
Wat van waarlijk belang gebeurt hier nog?

De geest van wie haar maakte waart hier niet;
Die drinkt in Nice zijn kelkjes anisette
Of zweeft in de gewelven vol rozetten
Van Florentijnse kerken, en hij ziet:

Niets van belang gebeurt daar nog; groot zeer
Noch groot geluk, noch echt gevaar
Zoo hij íets was, was hij een Hagenaar,
Maar ’s Gravenhage is zichzelf niet meer

Simon Mulder

Couperus coupletten of Couperus tweets

Decadente dandy in de Residentie
– Of ergens anders, in de zon –
Hoewel het hier begonnen is

Online doet het er niet toe
In welk land in welke stad je bent
Je bent er altijd bij

Het netwerk van vroeger
Zit nu gevangen in het web
De zwerver van nu blijft thuis

Meer Hagenaar dan Florentijn
Romeinse ziel die werd tot Europeaan
Dat zeggen ze van jou vandaag, Louis

Maar jij woont in jouw taal nog steeds
En maakt daarvan jouw huis
Bouwer, taalwizard, taaltovenaar

Nog steeds op zoek naar nieuwe einders
Vond jij nog niet je laatste ree
Voorbij De Steeg gaan steeds nieuwe wegen
Voor wie met je mee wil gaan.

Jan Nijenhof

Boekenkoffer
opgedragen aan Els Brandt

Ze tilt ze uit de koffer, één voor één
en niest door ’t stof van vele jaren.
De boeken lijken treurig en alleen,
omdat ze lang, te lang gesloten waren.

Het licht legt àl meer kleur op de verschoten ruggen;
de boeken komen langzaam op verhaal.
Doen haar de tijd en afstand overbruggen,
nemen haar mee op reis, in boekentaal.

Naar Griekenland en Spanje, Naar de Tropen,
Met Gulliver en Austen, met Max Havelaar.
Om dan ineens weer in Den Haag te lopen.
En kijk Louis Couperus ziet ze daar!
Hij biedt zijn arm, ze kuieren langs straten, zonder koers,
worden bespied door dames achter groen velours.

Els den Os

Eline Vere

Met Eline in Den Haag,
in de Surinamestraat:
heel de wereld draait zo traag
en Eline komt te laat.

Met Eline in de stad:
dwaaltocht en altijd op zoek
naar dat onbetreden pad
van een leven zonder vloek.

Met Eline keer op keer
stappen door het ochtendlicht:
ach, een wat verloren heer
doet stil de gordijnen dicht.

Gust Peeters

GULDEN KOOI
(FIN DE SIÈCLE)

NUFFIGE DAMES
SCHRIJDEN HAAGS STIJFJES DOORHEEN
HET OMHEINDE PERK –
ZITTEN DEFTIG OPGEDOFT
OP ELEGANTE BANKJES.

(tanka)

Quato Quichotte

SOPHIALAAN TE ’S GRAVENHAGE

LENTE IN DE LUCHT
VOL OPGEWEKT’ GEZANGEN –
GOTISCHE VENSTERS
IN ZACHTGELE ACHTERWAND
(OOIT WILLEM II’S MANÈGE
AAN D’ RAND VAN ZIJN PARK):
DE KASTANJEKATHEDRAAL
IS WEER BIJNA KLAAR.

(tanka + haiku: 57577 575)

Quato Quichotte

“Louie Louie”
Hoe de beat van The Tielman Brothers
Geplant werd in de ziel van de Hagenaar

Louis Louis
Die zoo hij iets kon bedenken
Het toonbeeld bleek van een rasechte Hagenaar

Marco Raaphorst

Hou van Holland

Haagse koude voeten
verkleumend blauw stappend langs etalageruiten
bekakt à la Van Dis met gestileerde charme
gedoogde stijl schurend over straatstenen
met of zonder een sjaal niet wapperend
geparfumeerd door de eeuwen heen
nodeloos oud de winter trotseert
zot woorden vermaalt en praat als een gedoctoreerde papegaai
“Couper votre mots mon ancien.” zei een traag pratende Belg
Balkend langs alle gezelligheid met een bakje koffie
Dodo dodo dood is Den Haag, leve de de Den haag…
Nou Couperus, wat vind je ervan?

Pool van Roey

Liedje voor een kleine ziel

Voor Louis Couperus

De balling vond in Orlando, donker,
blik van een bom, handen
die zijn geheim konden dragen.

Flanerend ver van geboortestad en mores
Via Condotti
Via Mario de’ Fiori – wie weet Siciliani
de zuidwesten wind, zoete dadels
in Nice, Rome en Syracuse
achterwaarts naar het Haagse.

In mij, in mij wandelt Louis mee
over Nassaukade, Takma’s bruggetje,
langs gekooide ramen. De ontheemde
gevels zijn een vangnet van verhalen.

Je stem meandert
tussen nu of nooit
tussen samen of
alleen
tussen keuze of
uitstel.
O, talm niet meer
Louis broertje
Orlando wacht al
zo lang vandaag.

Eric de Rooij

na-rede op 1ste Kerstdag 2007, (naar waarheid)

Zèag luî, a pro pos ;

     beaste kearel……..:

               

                Voorbijê zondag zag ‘k ten tonele-in’t voetlicht- nog ELINE VERE

vanuit mijn eige’ vooeurste rijje’ pluche Koninklijke-Schouwburgstoel.

Zij -bescheiden neigend bij mijn enthousiast “Bravo Bravo” scanderen-

bespeelde -teder strelend- mijn Couperiaanse blije Haegsch gevoel;

                                                                               dit zij gezeagd, bonjour.

 

Jan Schrauwen  *) 1929

tekening Nassaubrug Willem van Spronsen 2013

De Nassaubrug

Ik stapte uit
het regende niet meer
op de Nassaulaan
het onweer was voorbij.

‘Heb je het al gehoord,
Eline Vere is dood!’
sprak daarvoor de Haagsche dame in de tram
de natte krant drukkend tegen haar borst
een verschrompeld ‘Het Vaderland’
Ze heeft toch zeker geen kind verloren!

Op de bestrating van de gebogen brug
zochten mijn laarzen oude kindervoeten
het glimmend plaveisel lachte me toe.
Alles bleek weggespoeld
alleen de hoge muren stonden er nog
kaarsrecht, twee kinderhoofden lager.
Uit de bakstenen dampten beelden van toen
een mist, een oude wolk, een stoet van wandelaars.

In de spiegel van het Mauritswater
zoals het hoort bij laat september
dreven de herfstbladeren en vormden traag
de oude gerimpelde man.
Het tikje van een wandelstok
op mijn schouder
bracht mij uit evenwicht
nee, brak mij toen ik keek
in de bevroren ogen
van Takma, de oude heer.

Een krijsende meeuw
gierde omhoog, omhoog.

Willem van Spronsen 2013

Vleugelgevende bladzijden

Als Indische tiener in Den Haag
Tijdens de jaren ’60
Op zoek naar de wereld van Indië van vroeger
Niet wetend hoe en aan wie welke vragen te stellen
Was er Couperus,
die zijn bladzijden als beschermende vleugels
om me heen sloeg en me geruststelde

Jill Stolk

Couperus

ik heb de nacht toegedekt met het verleden
en volg de voetsporen van Couperus
de paden de lanen zijn gedichten zijn Eline Vere
omvangrijk is zijn taal gebruik

zijn beelden zijn treffende woordkeus
omvatten een eeuw waarin
ruisende rokken onbekende culturen
samensmelten tot prachtige literatuur

ik onderga het lief en leed
vooral lees hem hij leeft

Inge Tielman

Veâhrdrietgelukkig

Wie niet van duh Haag houdt
Kent gein liefde

duh Haag is me zuurstof
Met bomen neâhrgens zo maui

Wandelen met je hond
in ut Haagse bos
zèn naam Brinio

En aan duh kust, Scheveninguh
duh stad aan zei

Op iedeâhre hoek voel
je duh stille kracht

Met duh schoânhèd van un mauie wèf
die op hâuge hakken, menig Hageneis veâhrlèdt

met un beitje mazzel
kus je un dame
zo maui als Eline Veâhre

Wâh ADO suppôhteâhrs
uìt volle bôhts zinguh
Wè zèn lief, wè zèn lief

ben ik weiâh
veâhrdrietgelukkig

met un traan
die neiâh daalt
in me bieâh

Denk ik teâhrug aan Coupeâhrus
en schreiuw
Zo ik ies ben, ben ik un Hageneis

BEM 2013

Bernd Timmerman

Couperus pen zwijgt
Zijn geest zwerft er nog altijd
Den Haag is zijn stad

BEM

Bernd Timmerman

Couperus en Den Haag

Een eeuw joeg door de stad,
liet de meeste wijken staan.

En de ceder, destijds onder zijn raam
– ogen in gedachten
tussen takken door de gracht in –
nu tot voorbij de dakrand.

De mens, lang uit het zicht verdwenen.

Zijn naam, die standhoudt als een beeld:
gestokt aan een laan (de mooiste van Europa?),
of in een klein museum: uitgedost in roze,
met stilgevallen pen.

Het bruggetje – speelse boog
waarover hij een grijsaard schreef –
nog even in ’t zonlicht nu
met schooluitgaande kinderen.

En ’s avonds op de planken:
een nieuwe generatie
als konkelende oude zielen,
druk nagepraat in ’t postcafé –

van dingen die voorbijgaan,
ideeën die blijven.

© Gerrit Vennema

Reis in coupé, Couperus mee

reis in coupé,
Couperus mee,
neem waar
met mijne ogen.

het kleurenspel
en schaduwkant,
vergane tijd,
vervlogen .

aan d’achterkant
van Hollands Spoor,
rijst hoog en hoog
verheven.

de hogeschool,
het UWV,
in lijnenspel
verweven .

de mensentred
van haast’ge spoed,
in jong en oud
belegen.

gemengde teint
in wit, bruin, zwart,
cultuur
aanééngeregen.

waar is de mens,
gehuld in rok
kostuum, zo vaak
gedragen?

Couperus’ geest
reist door Den Haag,
er rijzen
zoveel vragen.

Den Haag, mijn lief,
mijn lief Den Haag,
in woord
wil ik u vangen.

In letter, taal,
in diepe zin,
mijn ziel
blijft aan u hangen.

Cobie Verheij

Eline

Als meest levend onder dode schrijvers,
als Hagenaar pakt Louis ook mij.
Eline Vere, zo helder in de verbeelding
is vastgelegd in brons.
Voor altijd staat zij daar in wind en regen
op Groot Hertoginnelaan.
Zelfmoord strekt niet tot voorbeeld;
Had zij vrijwillig werk kunnen doen,
was haar einde anders geweest.

Elly Vons

Revisited

Louis Couperus is weer in de stad,
zo wordt gefluisterd in de Haagse kringen
– achter de hand, zonder zich op te dringen –
Heb je het al gehóórd, zeg wéét je dat …?

Elektriserend gaan de rimpelingen,
Wie heeft hem al gezien, en wáár, en wát …
De mare overspoelt de hele stad,
door niemand nu nog langer te bedwingen.

Hij ís er weer. De Parkstraat, het Voorhout.
Zijn schim liep onmiskenbaar op ’t Noordeinde
en iemand lichtte zijn Couperushoed

een Haagse dame op de Plaats ten groet.
De stad die al die jaren half verkwijnde
verrijst weer in de gloed van het gekout.

Eelco van der Waals

Louis Couperus vandaag

Een eigen museum en een standbeeld, ja!
Menig werk verfilmd en op toneel gezet.
Zelfverklaarde Hagenaar die van zich zelf zei:
‘Ik schreef werkelijk veel en veel te veel…’
Dandy en Europeaan, wiens canon in de
lange rij te weinig herlezen boeken prijkt:
Zijn Berg van Licht en die Kleine Zielen van
de 19e eeuw ‘verdonkeremaand’ door de
gestadig veranderende Nederlandse taal…

Theo van der Wacht

tijdsbeeld van Louis Couperus

karakters uit een kroontjespen
flaneren zondags door de stad
het Lange Voorhout luistert
herkent de telgang van een tijd

Den Haag gekleed in deftigheid
de kuisheid wordt nog ingesnoerd
verveling is gedistingeerd en chic
het noodlot draagt een voile

bewoners van een statig pand
verstild in een tableau vivant
hun aanzien gaat niet meer voorbij
het beeld weet zich geschreven

april 2013

Anneke Wasscher

Verplicht gedicht over Couperus
Nooit heb ik enig boek van jou gelezen

en als iemand Eline Vere noemt hoor ik verkeerdelijk
Elvira Madigan en een in mij neuriënd andante

uit het eenentwintigste concerto voor piano en orkest
van Wolfgang Amadeus. Hiervoor sorry.

Ik lees wikipedia, zoek de foto
waarop je zo berustend kijkt.

Zoals je daar zit denk ik dat je schrijven een wankele aftrap
voor jouw verder leven in mijn filmgeheugen werd.

Veel los geslagen vrienden in die jaren
voerden indertijd hun eigengereid toneelstuk op.

Jouw krachtige romanfiguren deden dat onwaarschijnlijk echt.
Het was een groot genot hen één na één te volgen op tv.

Het deuxième mouvement uit de sinfonia van Luciano Berio
heeft me letterlijk meegesleept. Of ben ik fout?

O ja, de film Eline Vere zag ik in de bioscoop
samen met mijn leugenachtig lief.

De liefde was rap voorbij
maar mijn kleine ziel heeft jouw naam opgeschreven.

Lisette Waterschoot

De Passage

Als uit een passage
Van Louis Couperus
Verbindt de Passage
Het Spui met het Buitenhof

Eline Vere kijkt in de etalage
En ziet in spiegelbeeld de oude mensen
De dingen die voorbijgaan
De Stille Kracht van Den Haag

Louis vertrok voor een passage
Naar de gordel van smaragd
De weduwe van Indië achterlatend
De schrijver die Den Haag liet praten

Als ik een passage lees
Denk ik tot mijn genoegen
Zo ik iets ben, blijf ik Hagenees

Cor van Welbergen

De waarheid van een hagenees

Door het nevelland van mijn
geboortelicht zie ik Maurits
aan de kade zuchten, fluistert
Louis neem toch je pen en
schrijf, schrijf van geluk
tot de gordijnen zich weer sluiten

maar nòg is daar de horizon
de klamboe draagt mijn woorden
gevormd in zwarte oorden.
Van stille krachten straks bevrijd
kom ik de ietsje hagenaar en
reis naar mijn kristal terug.

Batavia breng mijn Elisabeth
naar mijn geboortestad Den Haag
‘k zal haar mijn orchideeën schenken
en zoete vruchten uit mijn schaal
waarna de vele namen klinken
die zij zal wegen in haar hand

zo ook Eline, ik zal haar kleine ziel
te ruste leggen, gebroken
is haar liefde, het is mijn geheim
nog even geven, nog even
Addy schrijven, ik hoor de klokken
reeds, hun tijd schrijdt voort.

Ina van der Welle

Geest van tempo doeloe

Als in hem al ooit een ‘kuipers’ school
uit de flaneur was die allang verdwenen
hij ging en kwam – hij ging en kwam
na lang verblijf door heel Europa
en dan uit Indië toch ook weer terug

Sterker dan ooit voelde hij in de geest
van tempo doeloe het tijdelijke en voorbij
gaan zoals veel later Hella in haar krassen op
een rots – hier in des graven’s tuin ruiste schijnbaar
nog de zee van tijd voor fin de siècle deftigheid

Toch sloot hij de ogen elders – maar bleef hier
rond het Plein blijvend gekend als chroniqueur van
’t trage chique in haar vergankelijkheid van wie
vandaag nog vaag langs ons heen strijkt een vleug
van oud parfum in een ooit voorname Haagse straat

John Zwart

Ontheemden

Ze schuifelen niet meer door Scheveningse Bosjes
de weduwen van Indië zijn allang gestorven
Yvonne’s moeder had al niemand meer
om mee te praten – de pensions ze geuren anders
de laatst langlevende bewoners zijn begraven
hun verhalen zijn verstomd – adoeh adoeh

een wijk houdt nog hun afkomst vast
in namen van haar straten Java, Bali, Lombok –
Sumatra, Celebes, Banka, Billiton
wie leerde deze rijtjes nog – ze werden meegenomen
met blinde kaart en aanwijsstok

op Zorgvliet is het stil
palmen wuivend in de wind zijn ver
alleen de oude bomen ruisen hier maar
die hier liggen zij verstaan ze niet
het weer is kil

John Zwart

NB. We wijken hier af van de tot dusverre alfabetische indeling van deze themasite voor een viertal gedichten in de vorm van briefwisselingen tussen de hoofdpersoon en Couperus in dichtvorm.
– De eerste briefwisseling is tussen Eline Veere (Mark Kalsbeek) en Couperus (Elly Geertsema),
– de tweede tussen Otto van Oudijck (Elly Geertsema) en Couperus (Mark Kalsbeek).

I

Brief aan Couperus

Je wist niet
toen je me liet sterven
dat ik liefde zou voelen.
Oneindige liefde die bleef,
ontelbare rondjes in mijn zweefmolen
zonder uit te stappen.

Je wist niet
toen je mijn boek sloot
dat ik mijn bladzijden zou vullen
met onzichtbare inkt.
In grote koeienletters NU BEN IK GELUKKIG
op de pagina’s die jij nog niet kende.

Ik wilde je dit laten weten,
omdat je mij met jouw pen
de onsterfelijkheid in schreef.

Mark Kalsbeek

Brief aan Eline

Weet dat ik
alles aan je te danken heb. Jij,
muze, hebt mijn voorjaarstakken
-voorbij verveelde verzen- leeggeschud; eindelijk
droeg mijn pen vruchten die gulzig
en met een sappige kern
van waarheid werden verslonden.

Middelpunt in mijn eigen
levende schilderij werd jij.
Ik bedekte je frêle schouders
met mijn mantel der liefde tot
deze vertwijfeld afgleed
als een afgetobd vod.

Ik wilde nooit in zinnen
denken die je zouden verstikken
in een web van weemoed.

Gelukkig, je ademt weer.

Elly Geertsema

II

Brief aan Couperus

Eigenlijk had jij hier moeten zijn
beoogd opvolger van vroeger
gedane zaken.
Jij wist natuurlijk wel dat
landje pik -ooit kinderspel-
zich uiteindelijk zou wreken.

Je hebt –vast stiekem-
over mijn schouder gezien
hoe naïef ik heb gekeken.
Welbeschouwd was jij het
die me liet zweten.
Zwoegend tot in de milde uren
was ik me niet bewust
van zwoele lust in de vertrekken
naast mij.

Blind voor wat onzichtbaar was
vertrok met een enkele kus
voor mij het meest vertrouwde.
En ja, gewaarschuwd was ik, maar
Oost-Indisch doof luisterde ik niet
naar de vertrapte stemmen van hier.

Mijn vliezen trommelden voortdurend,
oorverdovend bonken maakte mijn lijf
pijnlijk ongehoorzaam.
De spiegel spontaan uiteengespat
ving het beeld niet meer.

In mijn hoofd lijmde jij de scherven en
toonde mijn gehavend gezicht. Je liet me
godzijdank
de stilte opnieuw waarderen.

Elly Geertsema

Brief aan Otto

Ik schaamde me, Otto. Schaamrood op
de kaken dat ik jou, de grote van Oudijck,
afbrak en in stilte – op eigen houtje –
liet opkrabbelen. Een man, ooit boven de mensen,
verschuilde zich als een neergeslagen knecht
in ondoordringbare bossen.

Ik verwachtte een gekrenkt mens,
mijn beste Otto, bitter tot op het bot.
Ik ontnam je immers jouw dromen.
De felle zonnestralen, brandend op
jouw gelukzalig gelaat, verduisterde ik
met mijn pen.

Je vond
echter
wat je zocht, Otto.

Toen jouw boek sloot,
was jij een van ons.

Mark Kalsbeek